Heb je je ooit afgevraagd wanneer je ‘gebeurt‘ met een ’t’ of ‘gebeurd‘ met een ‘d’ moet schrijven? Of worstel je misschien met andere werkwoorden zoals ‘betekend‘ en ‘betekent‘, ‘beloofd‘ en ‘belooft‘, ‘betaald‘ en ‘betaalt‘, ‘verteld‘ en ‘vertelt‘, ‘herinnerd‘ en ‘herinnert‘?
Dit zijn niet zomaar fouten, maar subtiele verschillen tussen de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord. Kinderen met dyslexie in groep 7 en groep 8 leren (met moeite) de spellingsregels maar passen ze vaak toe zonder te begrijpen waar ze thuishoren.
Maar hier is het probleem: als je de regels van de tegenwoordige tijd op een voltooid deelwoord toepast, is het antwoord op je toets fout.
Maar het is eigenlijk heel erg simpel.
Ontdek voor eens en altijd hoe je deze twee werkwoordsvormen uit elkaar kunt halen en twijfel nooit meer bij het schrijven van de juiste werkwoordspelling.
Tips voor het juist gebruiken van tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord.
Wanneer gebruik je de regels van de tegenwoordige tijd en wanneer van een voltooid deelwoord. Dit kan voor kinderen in groep 7 en groep 8 met dyslexie heel verwarrend zijn, maar er zijn subtiele verschillen tussen deze werkwoordsvormen.
Waarom is het kennen van de spellingsregels belangrijk?
Als je de spellingsregels van de tegenwoordige tijd op een voltooid deelwoord toepast, krijg je een fout antwoord. Dit kan vervelend zijn, vooral als je op de basisschool zit. Maar zelfs later in het leven kan het je het gevoel geven dat je dom bent, als je bijvoorbeeld een e-mail schrijft of zelfs een bericht in de groepsapp van je werk plaatst.
Laten we eens kijken naar een paar voorbeeldzinnen van werkwoordspelling om het duidelijker te maken.
Als we kijken naar het woord ‘gebeurt’:
“Het gebeurt steeds dat jij te laat komt.”
“Het is nog nooit gebeurd dat jij te laat komt”
De eerste zin is ‘gebeurt’ een persoonsvorm tegenwoordige tijd en de tweede zin is ‘gebeurd’ een voltooid deelwoord.
Hoe herken je het verschil tussen pv tt en vd?
Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, zoals ‘gebeurt’, verandert de vorm als je de tijd verandert, bijvoorbeeld: “Het gebeurt” wordt “Het gebeurde“.
Voor voltooid deelwoorden zoals ‘gebeurd’, kijk je naar hulpwerkwoorden zoals ‘is’ of ‘heeft’, bijvoorbeeld: “Het is gebeurd” of “Hij heeft verteld”.
Het is belangrijk om te begrijpen welke werkwoord spellingsregel van toepassing is op welke werkwoordsvorm, om zo fouten te voorkomen.
Laten we oefenen met een ander voorbeeld: het woord ‘beloven’.
In de persoonsvorm tegenwoordige tijd schrijven we ‘belooft’ met een ’t’, bijvoorbeeld: “Hij belooft dat hij op tijd zal zijn.” Maar als het werkwoord een voltooid deelwoord is, schrijven we ‘beloofd’ met een ‘d’, bijvoorbeeld: “Hij heeft beloofd dat hij op tijd zal zijn.“
Door deze belangrijke verschillen te begrijpen, kun je ervoor zorgen dat je de juiste werkwoordsvorm van werkwoordspelling gebruikt en je de Nederlandse taal juist schrijft. Dit vergroot niet alleen je zelfvertrouwen in je schrijfvaardigheden, maar ook je geloofwaardigheid in professionele situaties.
Download nu gratis dit handige werkwoordspelling stappenplan!
Wil je ervoor zorgen dat je kind de juiste vorm voor het werkwoord gemakkelijk kan vinden? Download dan nu gratis dit handige stappenplan! Met dit eenvoudige en praktische hulpmiddel kan je kind zelfstandig de juiste werkwoordsvormen herkennen en de juiste regels toepassen. Zo wordt het leren van werkwoordspelling een stuk leuker en gemakkelijker!